Blog: Tandarts
Tegen kerstavond ben ik naar de tandarts gefietst. Plotseling heftige kiespijn, verschrikkelijk. Er volgen nog twee kerstdagen en oud en nieuw. Ik wil onmiddellijk geholpen worden. Daartoe ga ik in levenden lijve naar de tandarts, als je zelf aanwezig bent maakt meer indruk. “Vier januari hebben we nog plek.” “Kan dat dan echt niet eerder?”, is mijn vraag. De receptioniste kijkt bedenkelijk, “het zal niet gaan”. Ik geef het niet op, vraag: “kan er dan niet even gekeken worden, ik heb veel pijn en wil weten waar ik aan toe ben.” In gedachten zie ik al hoe ik met de kerstdagen geholpen moet worden, een geregel en gezeur. Ook de tandartsen hebben dan vrij. Ik dram nog wat door. Dat helpt. “Nou, heel even, als je even wacht is er een tandarts.”
Ik beland in de behandelstoel, bereid me voor op tien minuten, te overzien, zo voorbij. Maar het is direct een wortelkanaalbehandeling geworden. De tien minuten groeien uit tot anderhalf uur. En ik zit vol van indrukken, had net vandaag geen rustige dag.
Op zich ben ik niet bang voor de tandarts. Ik behoor tot de gelukkigen die er weinig van merken als er aanpassingen in de mond gedaan worden. Maar waar ik wel bang voor ben is het in de stoel liggen. Plat, te ver achterover. Continu tegen het licht in kijken, zonder afleiding. Lichte paniekgevoelens. Mijn gedachten gaan dan altijd verkeerde kanten op. Lastige herinneringen, vaak aan psychotische periodes. Ik wil weg, maar ik kan niet weg. Ik moet het zien uit te houden tot het einde van de behandeling. Dat geeft me een heel onveilig gevoel. Het was beter geweest als ik van tevoren een halfuurtje met niets omhanden in de luie stoel gezeten had. Om de innerlijke rust wat te vergroten en zo de lange sessie wat gemakkelijker te maken.
Wat me het beste tegen die nare onrust helpt, is, vreemd genoeg, volgen wat de tandarts doet. Ik beleef zo geconcentreerd mogelijk mee wat er allemaal in mijn mond gebeurt. Soms tref ik een tandarts die daar al behandelende ook tekst en uitleg over geeft. Wat ook wel helpt is het luisteren naar muziek. Die staat vrijwel altijd aan, maar meestal net iets te zacht. Maar af en toe herken ik wat en ook dat is een gezonde en corrigerende input voor wat er zich in mijn hoofd afspeelt.
Aangezien ik veel pijn bleef houden maakte ik een volgende afspraak, maar vast de volledige controle. Even, voor alle zekerheid. Wat ziet de tandarts: juist aan de andere kant van het gebit zit er een forse ontsteking onder een kies. Die gaat er direct uit. Aangezien ik er voor gezorgd heb dat ik nu wel fit ben duurt het vooral lang. Ik houd nog enige tijd wat lichte verhoging en pijn. Slaap slecht en slik ladingen paracetamol.
Het is nog niet af. Nu zitten er forse zichtbare gaten in het gebit. Ik ben een klein beetje ijdel. Er moet een prothese komen. Een zogenoemd plaatje, de enige oplossing die ik wèl kan betalen. Bij de tand techniek man worden er afdrukken gemaakt van mijn gebit. Hij kiest een kleur en laat het mij zien. Ik zeg hem dat ik totaal kleurenblind ben, waarop hij zich laat ontvallen dat hij ook wat kleurenblind is. Ik schiet in paniek, kan hij dan wel de juiste kleur aanmeten. Stel je voor dat ik straks een foute kleur nep tand in mijn mond heb. Is hij eigenlijk wel in staat zijn vak uit te oefenen? Een laatste afspraak voor de volgende week. Ik zie er tegen op. Niet wat er gaat gebeuren, of dat de prothese past, maar of hij wel de juiste kleur heeft. Na een aantal dagen denk ik er niet meer aan, ik bedenk dat hij echt wel zal weten wat hij aanmeet. Het is een aardige vent, komt heel betrouwbaar over. Maar op het moment dat ik mijn plaatje kom ophalen overvalt de gedachte me toch weer. De kleur. Ik geef me over aan de situatie en na enig slijpwerk is het plaatje oké. “Vind je de kleur ook goed vraagt hij.” “Ik kan zoiets slecht zien”, zeg ik, “ik ben nogal kleurenblind.” “Ik kan je verzekeren dat het goed is, neem dat maar van mij aan” zegt hij. Ik ben definitief gerustgesteld.
Jeff Wadt