Blog Jeff Wadt: Familie
Ik was niet blij met mijn familie. Rond mijn veertiende begonnen de steeds heftiger conflicten met mijn ouders. Het was allemaal de schuld van mijn ouders. Ik groeide op in een eigen subcultuurtje en mocht niet verder kijken dan het tuinhekje. Dat was nu juist wat ik wilde. Naar mijn idee had ik daar recht op, mijn ouders hadden het tegenovergestelde idee.
Na de middelbare school ging ik techniek studeren. Voor het eerst vond ik een studie interessant. Het beroerde was echter dat het studeren steeds moeizamer verliep, het was zelfs zo dat ik het eerste jaar niet haalde. Dat was iets wat me verbaasde. Ik had niet gedacht dat dat me zou kunnen overkomen.
Ik werd overspannen, werd opgenomen in een inrichting. Mijn ouders waren schuldig. Het was dubbel: ik had contact met ze en was afhankelijk van ze. Tegelijkertijd wilde ik dat ze mij accepteerden met míjn normen en waarden en me alle ruimte gaven om zo te leven. Want ik dacht wel weer bij mijn ouders te gaan wonen. Mijn overspannenheid was mij door hen overkomen, dat zouden ze moeten toegeven en ze zouden hun gedrag moeten verbeteren. Maar tot nog toe veranderde er niets.
Dit duurde nogal een tijd. Ik bleef opgenomen en ging in de weekenden naar het ouderlijk huis. Regelmatig waren er conflicten. Ze waren minder heftig, maar mijn ouders en ik stonden nog steeds tegenover elkaar.
Na een aantal jaren ben ik er streng op aangesproken door een therapeut. “Je moet stoppen met je ouders de spiegel voor te houden. Wat voorbij is, is gebeurd, valt niets aan te veranderen. Neem verantwoording voor je eigen leven en probeer je ouders er niet in mee te krijgen, je bent volwassen. En laat hen hun eigen leven leiden. Dan krijg je wederzijds respect en kun je fatsoenlijk en volwassen met elkaar omgaan.”
Het klonk niet erg vriendelijk maar het is één van de meest waardevolle terechtwijzingen geweest. Door dat in praktijk te brengen zijn de verhoudingen genormaliseerd en respectvol geworden. Ik ging niet weer thuis wonen. Langzamerhand besefte ik dat ook ik heel moeilijk gedaan had. Dat ook mijn gedrag vaak onmogelijk en onredelijk geweest was. Dat nog los van het strijdpunt dat ik te weinig mijn eigen gang mocht gaan. Ik begreep dat ik weliswaar ter goeder trouw geweest was, maar dat dat niet zeggen wilde dat ik het dan ook steeds goed gedaan had. Ik ben blij met mijn familie.