Blog Jeff Wadt: Fikkie stoken met opa
Lieve opa,
Ik liep vanaf de supermarkt naar huis. Een zware tas met boodschappen in mijn rechterhand. Door medicatie trillen met name mijn armen en handen, hoe dichter bij de vingertoppen hoe erger het is. En als ik dan mijn handen en armen belast wordt het snel een stuk erger. Een brief schrijven is dan ook de eerste anderhalf uur na het boodschappen doen onmogelijk. Het triggerde de herinnering aan mijn opa, die er al lang niet meer is.
Ik was een jaar of zeven. Mijn grootouders woonden in de andere zijde van onze woonboerderij. Eén maal per week voerde mijn opa een klus uit die ik erg interessant vond, ik was ten allen tijde meer dan bereid hem daarbij te helpen. Het betrof het verbranden van de vuilnis, te weten al het brandbare afval uit de keuken en soms wat van de boerderij.
Mijn beoefenen van die liefhebberij begon met het meekijken. Mijn opa leerde me een mooi brandstapeltje te maken van het afval, daaronder wat kranten al dan niet met olie. “Het vuur moet onderin beginnen”, vertelde hij. Hij liet het zien: “kijk, als je het boven in de top aansteekt is het papier zo weg en de rest komt niet op gang.” Het werd me duidelijk. Wat opviel was dat mijn opa elke keer iets meer moeite had om een vuurtje te maken. Hij begon steeds meer te trillen waardoor de lucifer niet ontbrandde of uitging. Ik wilde het graag van hem overnemen. “Vooruit, hier heb je er drie, mag je het ook eens uitproberen, je moet de lucifer voorzichtig langs de ruwe zijde van het doosje halen en dan rustig naar het papier brengen.” Ik kreeg het in de gaten en na een jaar waren de rollen omgekeerd. Mijn opa keek mee en ik deed het werk, hij trilde teveel. Hij bepaalde wel wanneer het gebeuren moest, want hij wilde het zelf toch in de gaten houden.
Een week voor mijn tiende verjaardag overleed opa, na een een ziekbed van een aantal maanden. Op mijn verjaardag stond mijn vader op het erf met de klussenman erover te praten, ik stond erbij te luisteren. Ik zorgde wel dat mijn verjaardagscadeau goed in het zicht was, mijn eerste horloge. Dat hoorde bij ons bij de tiende verjaardag.
De klusjesman keek naar me en zei: “het is al weer een hele leeftijd, tien jaar oud. En voor je het weet ben je echt oud.” Ik voelde me groeien, ik hoorde er al een beetje bij, een hele leeftijd. Maar voor je het weet echt oud, dat klonk dreigend. Ik dacht aan opa, we hadden hem twee dagen tevoren begraven. Achtenzeventig jaar. Ik maakte een sommetje en kwam tot de conclusie dat er geen vuiltje aan de lucht was. Bijna tachtig, dat duurde bijna oneindig lang. Zo lang dat je al behoorlijk eeuwig geleefd had.
Die middag gaf ik een feestje voor mijn vrienden. We hadden het heel gezellig en hebben leuk gespeeld. Geen enkele keer dacht ik aan mijn opa.
Veertig jaar later vanaf de supermarkt naar huis wel.
Jeff Wadt
(Wadt staat voor Werken Aan De Toekomst)