Cadeautje
Mijn ouders waren zuinig. Ver voordat de televisiereclame: ‘geld lenen kost geld’, kwam, waren ze al uiterst zuinig. Stelregel was dat je voor je iets kocht eerst het geld ervoor bij elkaar gespaard moest hebben. Je kocht niet iets wat je niet nodig had. Ook was de regel: als het goedkoop kan moet je het niet duur doen. Er was wel een uitzondering die omschreven wordt als: goedkoop is duurkoop. Wij kregen ook geen zakgeld, behalve een tientje voor als we een lekke band kregen op de lange weg naar school, om een plakbeurt te kunnen betalen. Als we van school terugfietsten werd er vaak gesnackt. Toen ik eens meedeed en mijn tientje grotendeels opging aan patat en frikandellen voelde ik me uiterst schuldig. Maar toen ik veertien was begon ik met het bijverdienen van geld en was ik één van degenen die het zich konden permitteren om royaal te zijn in snackbar en kantine. Toch voegde ook ik me in de traditie van vooral geen geld over de balk gooien.
Ik begreep het niet zo goed. Soms gaf mijn vader, soms ook mijn moeder, vrij veel geld uit aan iets wat feitelijk totaal overbodig was. Mijn moeder kocht een snelkookpan, een geweldige en dure pan waardoor je snel en goed kon koken. Ze heeft hem welgeteld twee keer gebruikt en toen verdween die voor jaren in de kast. Ook mijn vader had wel dergelijke uitzonderingen op de regel. Zo kocht hij een dure compressor. Het enige doel was er de tractorbanden zelf mee op te kunnen pompen. Iets wat zelden nodig was en veel beter bij het landbouwmechanisatiebedrijf honderd meter verder kon gebeuren. En natuurlijk, je kon er nog veel meer mee, maar het was overduidelijk dat dat nooit ging gebeuren. Wat later kocht hij een kettingzaag en dat was niet één van de goedkoopste. Ik kreeg al het gevoel dat het apparaat niet tot zijn recht zou komen. Dat viel nog mee, er moesten aan de randen van het land nog heel wat bomen gekapt worden en dat heeft hij inderdaad zelf gedaan. Ik was erbij, om te helpen, spannend werk.
Later begreep ik het. Nu ik zelf volwassen ben en ook niet heel veel te besteden heb. Nu ik bij alles wat ik koop nadenk over de prijs. Kijk of het uit kan. Spaar om dingen te kunnen vervangen als de nood zich aandient. En, af en toe, jawel, schaf ik iets aan omdat ik het erg mooi vind terwijl het toch duur is. En, feitelijk overbodig. Zolang ik me niet te vaak tot zoiets laat verleiden heb ik er zelfs geen enkele spijt van als zoiets gebeurt, word ik er blij van. Al ga ik de volgende dag gelijk verder met zuinig leven.